|
Voor een bespreking van de zevende bazuin ( Openbaring 11 vanaf vers 15 tot en met 18) lezen we eerst wat Hal Lindsey daarover schrijft in 'Op weg naar een nieuwe wereld': 'En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Heere en aan Zijn Gezalfde en Hij zal als Koning heersen tot in alle eeuwigheden. En de 24 oudsten, die voor God op hun tronen gezeten waren,wierpen zich op hun aangezicht en aanbaden God, zeggende: Wij danken U, Heere God ,Almachtige, Die is en Die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koningschap hebt aanvaard. En de volkeren waren toornig geworden, maar Uw toorn is gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw knechten, de profeten en aan de heiligen en aan hen, die Uw Naam vrezen, aan de kleinen en aan de groten en om te verderven wie de aarde verderven." Als de zevende engel op zijn bazuin blaast en daarmee het begin van de laatste gerichten aankondigt, ziet het volk van God, dat Zijn troon in de hemel omringt, dat het lang verwachte koninkrijk Gods nu zal worden opgericht en de lofzangen breken los. Dit verlangen naar een koninkrijk van vrede en voorspoed op aarde is van al de oudtestamentische gelovigen de dierbaarste wens geweest. Het was de voornaamste hoop van de Joden, die hun honderdvoudig door hun profeten was beloofd. De schrijvers van het Nieuwe testament hebben hun lezers een vereniging met Christus in de hemel beloofd, waar vrede, recht en gerechtigheid heerst temidden van een volmaakte omgeving onder de heerschappij van de Messias. Een ding weten wij zeker - God breekt nimmer een belofte en daarom zal ook dit beslist werkelijkheid worden! Een geheimenis verklaard Nog voor de hemelvaart van Jezus Christus hebben de apostelen Hem over deze Joodse verwachting van een koninkrijk op aarde gevraagd: "Heere, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?" ( Handelingen 1:6). De apostelen hebben toen niet beseft dat het aan Israël beloofde koninkrijk tijdelijk was uitgesteld totdat God Zich uit de heidenen een volk had verzameld, dat Zijn Messias zou aannemen en dan eveneens aan de aan Israël beloofde zegeningen zou deelhebben. Dit nieuwe volk van God, de 'Gemeente' genaamd, was een geheimenis in het Oude Testament. De apostelen schijnen dit niet ten volle begrepen te hebben totdat Jacobus in Handelingen 15 een profetie van Amos in herinnering bracht. Daarin wordt duidelijk aangekondigd dat God zal wederkeren om het Koninkrijk aan Israël te geven op een tijdstip nadat de heidenen in de gemeenschap met God zijn opgenomen ( handelingen 15:13-19). Tijd voor het loon ( vers 18) De gelovigen van het Oude Testament en zij, die tijdens de Grote Verdrukking tot geloof komen, zullen aan het einde van die Grote Verdrukking opgewekt en beloond worden, wanneer Jezus op aarde als de Koning der koningen wederkomt. De gelovigen uit de tijd van de Gemeente ( dat zijn zij die van het Pinksterfeest af tot aan de Opname tot geloof gekomen zijn) zullen reeds hun nieuwe onsterfelijke lichamen bezitten en hun loon kort na de Opname voor de rechterstoel van Christus in de hemel hebben ontvangen. De hemelse tempel geopend ( 19) En de tempel van God, die in de hemel is, ging open en de ark van Zijn verbond werd zichtbaar in Zijn tempel en er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware hagel. In de brief aan de Hebreeën wordt er nadrukkelijk op gewezen dat God Zijn aanwijzingen voor de bouw van de aardse tabernakel precies naar het voorbeeld van de hemelse tempel heeft gegeven ( Hebreeën 8:5). Klaarblijkelijk is er een volledige tempel in de hemel, waar de aardse slechts een kopie was. In Openbaring 11:19 zien wij deze hemelse tempel geopend, waarbij de ark van Gods Verbond wordt onthuld. De ark van het Verbond was, zoals u zich zult herinneren, het enige voorwerp in het Heilige der Heiligen van de tabernakel in de woestijn en later in de tempel te Jeruzalem. Bovenaan bevindt zich een gouden troon waar op de Grote Verzoendag het bloed van een volkomen gaaf lam werd gesprenkeld. Wanneer dit was geschied, veranderde de troon des gerichts in een troon der genade. Het werd de 'Genadestoel'( in de vertaling van het NBG 'verzoendeksel' genoemd). Hier was de plaats waar God in het Oude Testament de mens in zijn behoefte aan vergeving ontmoette. Iedere gelovige Jood wist, dat de ark de plaats was waar God hun bij hun nationale en persoonlijke zondeprobleem en bij de scheiding van Hem door de zonde, verzoening schonk. Zeker begrepen de Joden niet de hele betekenis van dit alles, maar zij begrepen genoeg om te weten dat dit door God voorgeschreven offer hun aanneming bij God en de vergeving der zonde bewerkte. Het feit dat God de tempel in de hemel opent en de Joden de ark toont, is om hen eraan te herinneren dat Hij onvoorwaardelijk getrouw is aan Zijn verbond van vergeving, dat Hij sluit met allen die de boodschap van Zijn Messias Jezus zullen aannemen. Dit machtige hoofdstuk eindigt met bliksemstralen en zware donderslagen - een waarschuwing voor allen, die de Messias verwerpen, dat Gods laatste en zwaarste gerichten in aantocht zijn. Dr. L.D. Terlaak Poot schrijft over dit vers 19: "Er volgt nu een samenvatting van wat de zevende bazuin aankondigde: voor Gods verzegelden de hemel wijd open; voor de door de overste dezer wereld gesigneerden het vernietigend onweer van Zijn toorn. Als een koninklijk priesterschap mogen de, met het kostbaar bloed van Christus vrijgekochten, het hemelse Allerheiligste binnengaan ( wat onder de Oude Bedeling, in het aardse heiligdom, alleen aan de hogepriester vergund was, eenmaal per jaar op de Grote Verzoendag). Zij mogen nu ( wat voorheen het volk ontzegd bleef) de Ark van het Verbond zien, de troonzetel van de Onzienlijke. Christus heeft de toegang mogelijk gemaakt door Zijn zelfofferande. Dat zichtbaar worden van de verbondsark geschiedde onder bliksems, stormen, aardbeving en hagel - kennelijk herinnering aan dezelfde tekenen bij de verbondsbevestiging en de wetgeving op de Sinaï. Dit moet de joods-christelijke lezers sterk hebben aangesproken. Zij kenden immers de overlevering, dat Jeremia de ark in een spelonk had verborgen voor de Babyloniërs en dat zij in de Messiaanse tijd weer tevoorschijn zou komen! Johannes gebruikte deze traditie om duidelijk te maken, dat inderdaad alle scheiding van gemeenschap met God voor hen zou wegvallen. Dan is al het vergankelijke, dat slechts gelijkenis was, voorgoed werkelijkheid en eeuwig erfdeel. De wereld is dan schouwplaats van Gods victorie; en voor de Gemeente is de hemelse Ark het teken van de voor immer verzekerde, ononderbroken gemeenschap met God. Tot zover Openbaring 11. |